Omschrijving:

Goedkeuring kaderreglement thuiszorg

Motivering:

Relevante voorgeschiedenis, feiten en context:

De dienst voor gezinszorg en aanvullende thuiszorg (sedert januari 2020 officieel kortweg 'Dienst voor gezinszorg') bestaat uit verzorgenden en poetsers. De poetsers werken uitsluitend mee in gezinnen waar ook gezinszorg komt. Dit ter ondersteuning van de verzorgenden (zij kunnen dan meer verzorgende taken doen door vermindering van de poetstaken) en om bij ziekte toch nog beperkte hulp te kunnen geven.

 

Juridisch kader:

Artikel 77 van het decreet lokaal bestuur van 22 december 2017

De raad voor maatschappelijk welzijn beschikt over de volheid van bevoegdheid voor de aangelegenheden die aan het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn door of krachtens de wet of het decreet zijn toevertrouwd. De raad voor maatschappelijk welzijn bepaalt het beleid van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn en kan daarvoor algemene regels vaststellen. De raad voor maatschappelijk welzijn stelt de reglementen van het  openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn vast. Die kunnen betrekking hebben op het beleid van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn en op het inwendige bestuur ervan

Artikel 286, 287 en 288 van het decreet lokaal bestuur van 22 december 2017

De voorzitter van het vast bureau (burgemeester) maakt de reglementen en de verordeningen van de raad voor maatschappelijk welzijn, het vast bureau, ... bekend via de webtoepassing van de gemeente:

De reglementen en verordeningen, vermeld in artikel 286, § 1, 1° en 2°, en de reglementen, vermeld in artikel 286, § 2, 1° en 2°, treden in werking op de vijfde dag na de bekendmaking ervan, tenzij het anders bepaald is.

De bekendmaking en de datum van bekendmaking van de reglementen en de verordeningen, vermeld in het eerste lid, moeten blijken uit de aantekening in een register, dat bijgehouden wordt op de wijze, bepaald door de Vlaamse Regering.

 

Financiële gevolgen:

 

Omschrijving:

Kaderreglement gezinszorg

Actie:

Aanbieden van gezinshulp

Ramingnummer:

RA000851

Bedrag:

€ 85.000

Visumnummer:

niet van toepassing

 

Bijkomende motivering:

De dienst voor gezinszorg is een voorziening die als opdracht heeft persoonsverzorging en huishoudelijke hulp aan te bieden aan personen met een verminderd zelfvermogen alsook aanvullende thuiszorg.

De Dienst Gezinszorg biedt zorg aan die bestaat uit persoonsverzorging, huishoudelijke hulp en schoonmaakhulp alsook de daarmee verband houdende algemene psychosociale en pedagogische ondersteuning en begeleiding. Bij het opstellen van het takenpakket voor persoonsverzorging wordt rekening gehouden met het decreet van 18 juli 2008 betreffende de zorg- en bijstandsverlening in de thuiszorg.

De thuiszorgdiensten stellen zich tot doel de zorgbehoevende zolang als mogelijk en wenselijk in de eigen omgeving te laten wonen door de persoonlijke autonomie en zelfverantwoordelijkheid van de gebruiker en zijn mantelzorgers te vrijwaren, te ondersteunen en te stimuleren.

Tot op heden werd de prijs van de aanvullende poetshulp met een plafond van € 6,30 per uur aangerekend, omdat dat ook de prijs is van een dienstencheque na fiscale aftrek.

Vanaf januari 2020 gaat de fiscale aftrekbaarheid van de dienstencheques naar beneden, waardoor het tarief van een dienstencheque stijgt naar € 7,20 per uur. Om geen financieel verschil te creëren tussen deze twee diensten, willen we deze prijsstijging ook bij de aanvullende thuiszorg toepassen.

 

 

Besluit met eenparigheid van stemmen:

Art. 1:

§1. Het OCMW van Ranst biedt met de dienst voor gezinszorg hulp aan Ranstse gezinnen waarbij er een tijdelijke of blijvende zorgnood aanwezig blijkt. Deze zorgnood wordt telkens bepaald door de begeleidend maatschappelijk werker van de dienst voor gezinszorg. De maatschappelijk werker gaat hiervoor op huisbezoek bij de zorgbehoevende. Op die manier wordt de zorgnood ingeschaald en worden taken besproken.

§2. Bij de opmaak van de taakafspraken wordt er rekening gehouden met de mogelijkheden van zelfzorg en de beschikbaarheid en draagkracht van de mantelzorgers.

§3. De cliënt wordt gevraagd thuis te blijven gedurende de uren dat de verzorgende en/of poetshulp aanwezig is. Bij belet dient de cliënt de dienstverantwoordelijke uiterlijk te verwittigen de dag voordat de hulp ingepland staat voor 15 uur. Indien er laattijdig wordt verwittigd zonder ‘overmacht’ of andere geldige reden rekenen we de hulp aan bij de cliënt.

§4. De aanvraag tot de dienst voor gezinszorg wordt behandeld door de bevoegde maatschappelijk werker. Als de gebruiker een zorgnood heeft, beslist de maatschappelijk werker over de start van de hulpverlening en wordt een voorstel tot opstart gebracht op het bijzonder comité voor de sociale dienst

§5. Indien nodig worden de aanvragen tot hulp op een wachtlijst geplaatst. De hulpvragen worden chronologisch behandeld, maar met inachtname van volgende voorrangsregels:

-          Zorgzwaarte (score BEL-profiel)

-          Inhoud van het takenpakket (vb. koken, boodschappen en persoonshygiëne gaat bijvoorbeeld voor op strijken)

-          Beschikbaarheid mantelzorgers (ook wordt er gekeken naar de draagkracht van deze mantelzorgers).

 

Art. 2:

De bijdrage berekening gebeurt op basis van barema’s opgelegd door het Agentschap Zorg en Gezondheid:

Voor de berekening van de bijdrage wordt er rekening gehouden met het maandelijks gezinsinkomen en de onroerende goederen:

-          Gezin

Voor het gezinsinkomen worden alle inkomsten volledig in rekening gebracht van alle inwonende personen van dezelfde generatie als de hulpvrager.

Voor de poetsdienst geldt het principe: wanneer er ook personen van een andere generatie in dezelfde woning verblijven en er gemeenschappelijk leven, wordt 1/3de van de inkomsten in aanmerking genomen.

-          Maandelijks inkomen

Onder maandelijks inkomen wordt het volgende verstaan:

         Beroepsinkomen:

          Loontrekkenden

Het gemiddelde netto inkomen over de laatste drie maanden, vermeerderd of verminderd met de terug- of bijbetalingen van de personenbelasting. Hiervan moet het laatst gekende bedrag, gedeeld door twaalf, in aanmerking worden genomen en bij het gemiddeld maandinkomen worden gevoegd of ervan worden afgetrokken.

          Zelfstandigen

Het netto inkomen, bekomen door het bruto belastbaar inkomen (vermeld op het aanslagbiljet van de personenbelasting) te verminderen met de onroerende voorheffing, bedrijfsvoorheffing, voorafbetalingen en bijbetalingen en te vermeerderen met de terugbetalingen.

          Indien de financiële situatie van de gebruiker een sterke wijziging ondergaat (werkloosheid, faillissement, scheiding,...) moet de bijdrage aangepast worden aan de veranderde situatie. In dergelijke gevallen wordt rekening gehouden met de financiële middelen van dat ogenblik.

         Sociale uitkeringen

Alle vervangingsinkomens en sociale tegemoetkomingen dienen in rekening te worden gebracht, zonder enige uitzondering; ziekte-, invaliditeits- en werkloosheidsuitkeringen (dagbedrag X 26), rust- en overlevingspensioen en renten, oorlogspensioen en inkomsten van frontstrepen, inkomensgarantie voor ouderen, leefloon, tegemoetkomingen voor mindervaliden, zoals de tegemoetkoming hulp aan bejaarden, plus alle mogelijke bestaande en toekomstige inkomsten van de laatst gekende maand.

         Andere inkomsten

Alle inkomsten worden meegerekend, zoals bijvoorbeeld een ongevallenvergoeding van de verzekering, uitkering voor beroepsziekten, renten van levensverzekeringen, lijfrenten,...

Onderhoudsgelden worden voor de ontvangende partij opgeteld bij het inkomen. Voor de betalende partij worden die niet als inkomen beschouwd en moet het afgetrokken worden van het netto maandinkomen.

         Vrijstellingen:

Volgende uitkeringen worden niet als inkomen beschouwd:

          wettelijke gezinsbijslag ten behoeve van de kinderen

          toelage voor het bijhouden van pleegkinderen

          uitkering van de zorgverzekering

          premies en toelagen voor thuiszorg/mantelzorg, toegekend door de lokale en/of provinciale overheden, ziekenfondsen en de Vlaamse Gemeenschapscommissie.

-          Onroerende goederen

Inkomsten uit onroerende goederen worden als volgt aangerekend:

         Het Kadastraal Inkomen van de eigen gezinswoning, die men zelf bewoond, wordt vrijgesteld.

         Indien de eigen woning gedeeltelijk verhuurd wordt, dan wordt voor het gedeelte van de verhuring (bijv. 1/3) het Kadastraal Inkomen wel in aanmerking genomen.

         Voor andere bebouwde en onbebouwde onroerende goederen geldt: het niet-geïndexeerd Kadastraal Inkomen vermenigvuldigd met de factor drie. Dit resultaat wordt gedeeld door twaalf.

         Afstanden (verkoop of schenking) van onroerende goederen worden gedurende 10 jaren in aanmerking genomen .

De taxatie gebeurt dus procentueel en het resultaat wordt gedeeld door 12 (maanden).

Als het gaat om een afstand van een goed in vruchtgebruik dan wordt de waarde geraamd op 40 % van de waarde in volle eigendom.

Indien de eigen woning verkocht werd om een (voor ouderen) aangepaste woning te kopen of te huren, dan wordt deze verkoopwaarde vrijgesteld. Hierbij kan het gaan om een bejaardenwoning, een serviceflat, een klein flatje in het centrum, een kangoeroewoning, ...

Ook het Kadastraal Inkomen van de verlaten gezinswoning, na verhuis naar een aangepaste woning, wordt vrijgesteld voor zoverre de huurprijs van de aangepaste woning hoger ligt dan deze van de verlaten gezinswoning. In het andere geval wordt het verschil van de huurprijs bij het maandelijks inkomen geteld.

-          Codering

De bijdrageschaal is opgebouwd in functie van het aantal personen ten laste. Zo geldt code 1 enkel voor een alleenstaande en alleenwonende. Als er twee of meer personen een huishouden vormen, moet op zijn minst code 2 (gezinscode) worden toegepast.

De code vertegenwoordigt met andere woorden het aantal personen in het gezin (code 2 voor 2 personen in het gezin, code 3 voor 3 personen,...)

Er komt een extra code bij als iemand beantwoordt aan één van volgende omschrijvingen:

         vanaf de zesde maand zwangerschap mag het ongeboren kind meetellen als persoon ten laste, daar het psychisch, medisch en financieel reeds een grote invloed heeft op het gezin

         kinderen, geplaatst in een instelling of op internaat, indien de ouders instaan voor de financiële vergoeding van het verblijf

         de personen met een invaliditeitspercentage of een arbeidsongeschiktheid van minstens 65 %.

-          Kortingstarief:

Wanneer de hulpvrager een BEL-profielscore heeft hoger dan 35, kunnen onderstaande kortingen worden toegekend per uur:

         € 0,65 wanneer de Bel +35 is

         € 0,25 wanneer de Bel +35 is en de hulp langer dan 1 jaar loopt

         € 0,35 per uur korting wanneer de hulp meer dan 60 uren per maand bedraagt

-          Afwijking van het barema

Indien deze regeling om de één of andere reden een te hoge of te lage bijdrage tot gevolg heeft, kan er een vermindering of vermeerdering van de bijdrage aan het bijzonder comité voor de sociale dienst gevraagd worden. Medische en farmaceutische kosten worden niet meer in rekening gebracht, gezien het huidig principe van maximumfactuur. De remgelden zijn momenteel wettelijk voor iedereen geplafonneerd.

Indien één van de partners in een woonzorgcentrum verblijft, dan wordt als basis de helft van het totale gezinsinkomen genomen. Als tariefcode geldt dan code 1.

Voor de berekeningswijze vertrekt men steeds vanuit de wettelijke toestand van de gebruiker. Indien de feitelijke toestand hiervan verschilt, kan in uitzonderlijke gevallen de bijdrage van de gebruiker aangepast worden aan zijn specifieke situatie.

 

Art. 2: Barema poetsdienst

Zowel voor de gezinszorg als voor de aanvullende poetshulp wordt het tarief van de gezinszorg toegekend. Voor cliënten die voor de aanvullende poetshulp meer zouden betalen dan de prijs van een dienstencheque na fiscale aftrek wordt het tarief teruggebracht naar de prijs van een dienstencheque na fiscale aftrek. Dit om geen onderscheid te creëren voor poetshulp met dienstencheques en aanvullende poetshulp vanuit de gezinszorg.

 

Art. 3:

Dit reglement gaat in voege vanaf 1 mei 2020.

 

Art. 4:

Deze verordening valt onder het algemeen bestuurlijk toezicht als bepaald in artikel 326-335 van het decreet lokaal bestuur van 22 december 2017.