Omschrijving:

Goedkeuring uitvoeringen sectoraal akkoord van 9 juni 2021 - verhoging eindejaarstoelage vio addendum rechtspositieregeling

 

Motivering:

Relevante voorgeschiedenis, feiten en context:

Het besluit van de gemeenteraad van 15 december 2008 met de goedkeuring van de rechtspositieregeling van het gemeentepersoneel zoals gewijzigd op de gemeenteraad van 26 april 2010, 19 december 2011, 18 maart 2013, 16 december 2013, december 2015, 19 december 2016, 17 december 2018 en 24 juni 2019.

Het besluit van de gemeenteraad van 16 november 2020 met de goedkeuring van de recurrente koopkrachtverhoging van 200 euro per VTE via ecocheques ten bedrage van 160 euro en cadeaucheques ten bedrage van 40 euro.

De sociale partners hebben op datum van 9 juni 2021 een akkoord bereikt over de aanpassing van het VIA6-akkoord dat op 30 maart 2021 werd afgesloten tussen de Vlaamse regering, de vakbonden en de werkgeversfederaties, meer bepaald m.b.t. de koopkrachtmaatregelen voor de personeelsleden van de publieke sector.

Het sectoraal akkoord bepaalt dat er vanaf 2021 dezelfde koopkracht verhoging (van 1,1%) moet worden toegekend aan alle niet-VIA personeelsleden en de begrenzing van de eindejaarstoelage wordt geschrapt.

 

Juridisch kader:

De Wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel

Het Koninklijk besluit van 28 september 1984 tot uitvoering van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel

Artikelen 186 van het decreet lokaal bestuur van 22 december 2017

De gemeenteraad stelt de rechtspositieregeling van het gemeentepersoneel vast.

De rechtspositieregeling van het gemeentepersoneel is van rechtswege van toepassing op het personeelslid van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn dat de gemeente bedient en dat een betrekking bekleedt die ook bestaat bij de gemeente.

De raad voor maatschappelijk welzijn stelt de rechtspositieregeling vast voor:

-          het specifiek personeel, waaronder wordt verstaan het personeel dat een betrekking bekleedt die niet bestaat in de gemeente die het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn bedient

-          de maatschappelijk werker, vermeld in artikel 183, § 1

-          het voltallige personeel van de verzorgende, verplegende en dienstverlenende instellingen en diensten van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn, waarvan de werking gebaseerd is op federale of gewestelijke financiering met bijbehorende werkings- en erkenningsregels en voor het voltallige personeel van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn dat ingezet wordt voor activiteiten die hoofdzakelijk verricht worden in mededinging met andere marktdeelnemers.

De burgemeester maakt de rechtspositieregeling van het gemeentepersoneel en de wijzigingen ervan bekend via de webtoepassing van de gemeente

De voorzitter van het vast bureau maakt de de afwijkingen van de rechtspositieregeling van het personeel overeenkomstig artikel 186, § 2, en de wijzigingen ervan bekend via de webtoepassing van de gemeente

Het besluit van de Vlaamse regering van 7 december 2007 houdende de minimale voorwaarden voor de personeelsformatie, de rechtspositieregeling en het mandaatstelsel van het gemeentepersoneel en het provinciepersoneel.

De Vlaamse regering sloot op 30 maart 2021 een akkoord met de sociale partners m.b.t. de koopkrachtmaatregelen voor de personeelsleden van de publieke sector. Op 9 juni 2021 werd er een akkoord bereikt over de aanpassingen van het VIA6-akkoord van 30 maart 2021.

 

Adviezen:

protocol van akkoord van de syndicale organisaties van 14 juli 2021

 

Bijkomende motivering:

De Vlaamse regering dient een compensatie toe aan de lokale besturen om de oversijpelingseffecten van het VIA6-akkoord naar het personeel dat onder het toepassingsgebied van de sectorale akkoorden voor het personeel van de lokale en provinciale besturen valt maar geen VIA-personeel is, op te vangen. Het is immers moeilijk verdedigbaar dat binnen eenzelfde lokaal bestuur één personeelsgroep kan genieten van een koopkrachtverhoging omdat ze voor een Vlaamse gesubsidieerde voorziening werkt, en de collega’s van een andere dienst of voorziening dat koopkrachtvoordeel niet ontvangen Hierdoor zullen alle personeelsleden vanaf het jaar 2021 dezelfde koopkrachtverhoging van 1,1 % krijgen. Dit gebeurt door middel van een verhoging van het variabele gedeelte van de eindejaarstoelage tot 3,6 % van het jaarsalaris.

Voor alle personeelsleden zal de begrenzing van de eindejaarstoelage tot een twaalfde van het jaarsalaris wegvallen. Dit om ervoor te zorgen dat ook personeelsleden met de laagste lonen volledig kunnen genieten van de 1,1% koopkrachtvehoging. De rechtspositiebesluiten zullen ook hiertoe aangepast worden.

 

Bijlagen:

protocol van akkoord van de syndicale organisaties van 14 juli 2021

 

Besluit met eenparigheid van stemmen:

Enig artikel:

De gemeenteraad keurt in uitvoering van het sectoraal akkoord van 9 juni 2021 een addendum aan de rechtspositieregeling goed waarbij artikel 294 van de rechtspositieregeling als volgt wordt aangepast:

 

"Art. 294.

Het bedrag van de eindejaarstoelage is de som van het forfaitaire gedeelte en het veranderlijke gedeelte, aangepast volgens de indexverhogingscoëfficiënt die van toepassing is op het salaris van de maand oktober van het in aanmerking te nemen jaar.

Het forfaitaire gedeelte en het veranderlijke gedeelte worden als volgt berekend :

1° het forfaitaire gedeelte:

a) het forfaitaire gedeelte bedraagt voor het jaar 2011 349,73 euro

b) vanaf 2012 wordt het forfaitaire gedeelte dat toegekend is tijdens het vorige jaar, telkens

vermeerderd met een breuk waarvan de noemer gelijk is aan het gezondheidsindexcijfer van de maand oktober van het vorige jaar en de teller gelijk is aan het gezondheidsindexcijfer van de maand oktober van het in aanmerking te nemen jaar. Het resultaat daarvan wordt berekend tot op twee decimalen nauwkeurig

c) het bedrag dat het resultaat is van de berekening, vermeld in punt b), wordt verhoogd met 698,74 euro

d) voor het jaar 2012 wordt het bedrag dat het resultaat is van de berekening, vermeld in punt c), voor alle personeelsleden verhoogd met 100 euro

e) vanaf het jaar 2013 wordt het bedrag dat het resultaat is van de berekening, vermeld in punt c), voor alle personeelsleden verhoogd met 200 euro

2° het veranderlijke gedeelte:

3,6 van het jaarsalaris, aangepast volgens de indexverhogingscoëfficiënt die van toepassing is op het salaris van de maand oktober van het in aanmerking te nemen jaar. Als het personeelslid in de maand oktober van het in aanmerking te nemen jaar geen of slechts een gedeeltelijk salaris ontvangen heeft, dan wordt het percentage berekend op basis van het salaris dat voor diezelfde maand betaald zou zijn als het personeelslid zijn functie wel volledig had uitgeoefend."