Omschrijving:

De gemeenteraad vestigt een aanvullende belasting van 6,5% ten laste van de inwoners voor de aanslagjaren 2020 tot en met 2025 die belastbaar zijn in de gemeente op 1 januari van het aanslagjaar.

 

Motivering:

Relevante voorgeschiedenis, feiten en context:

Het besluit van de gemeenteraad van 14 december 2015 met de vaststelling van de aanvullende personenbelasting op 6,5% voor de periode 2016-2019

 

Juridisch kader:

Artikel 170 §4 van de gecoördineerde grondwet van 17 februari 1994

De gemeenteraad is bevoegd voor het invoeren van een gemeentelijke belasting.

Artikel 40, §3, 41, 2° en 286-288 van het decreet lokaal bestuur van 22 december 2017

De gemeenteraad stelt de gemeentelijke reglementen vast. Deze reglementen hebben onder meer betrekking op het gemeentelijk beleid, de gemeentelijke belastingen en retributies, en op het inwendige bestuur van de gemeente. Het vaststellen van andere gemeentelijke reglementen dan die over personeelsaangelegenheden, en het bepalen van straffen en administratieve sancties bij de overtreding van die reglementen kan niet aan het college van burgemeester en schepenen worden toevertrouwd.

De burgemeester maakt de reglementen en de verordeningen van de gemeenteraad, van het college van burgemeester en schepenen en van de burgemeester bekend via de webtoepassing van de gemeente.

De bekendmaking van de lijst van de besluiten, vermeld in artikel 285, en van de besluiten, vermeld in artikel 286, gebeurt binnen tien dagen nadat ze genomen zijn, met vermelding van de datum waarop ze via de webtoepassing worden bekendgemaakt.

Voor de besluiten bevat de bekendmaking ook de datum waarop ze zijn aangenomen.

De webtoepassing van de gemeente vermeldt de wijze waarop het publiek inzage kan krijgen in de besluiten die op de lijst zijn vermeld, en vermeldt ook de mogelijkheid om klacht in te dienen bij de toezichthoudende overheid, vermeld in artikel 326. Als de toezichthoudende overheid een besluit heeft vernietigd, wordt ook van die vernietiging melding gemaakt.

De reglementen en verordeningen, vermeld in artikel 286, § 1, 1° en 2°, en de reglementen, vermeld in artikel 286, § 2, 1° en 2°, treden in werking op de vijfde dag na de bekendmaking ervan, tenzij het anders bepaald is.

Artikelen 465 tot en met 470bis van het Wetboek van de inkomstenbelastingen

In afwijking van artikel 464, mogen de gemeenten een aanvullende belasting vestigen op de personenbelasting. De aanvullende belasting op de personenbelasting wordt door de gemeente geheven ten laste van de rijksinwoners die respectievelijk belastbaar zijn in die gemeente. De vestiging en de inning van de aanvullende belastingen worden toevertrouwd aan de administratie der directe belastingen, onder de voorwaarden en volgens de regelen die de Koning bepaalt.

Die aanvullende belastingen worden bij wijze van bedrijfsvoorheffing of voorafbetalingen geïnd alsof het totale tarief van deze belastingen eenvormig op 6,7 pct was vastgesteld. De Koning kan bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad dat percentage verhogen tot maximaal 7 pct. Op het bedrag van de in de artikelen 465 tot 469 bedoelde aanvullende belastingen wordt een korting van 1 pct ingehouden voor de terugbetaling van de administratiekosten aan de Schatkist

 

Bijkomende motivering:

De financiële toestand van de gemeente vergt de invoering van alle rendabele belastingen.

 

Financiële gevolgen:

 

Omschrijving:

Inning aanvullende personenbelasting periode 2020-2025

Actie:

Inning van de algemene overdrachten en belastingen

Ramingnummer:

RA000011

Inkomst

€ 6.363.364/jaar

Visumnummer:

Niet van toepassing

 

Besluit met eenparigheid van stemmen:

Art. 1:

De gemeenteraad vestigt een aanvullende belasting ten laste van de rijksinwoners voor de aanslagjaren 2020 tot en met 2025 die belastbaar zijn in de gemeente op 1 januari van het aanslagjaar.

 

Art. 2:

De belasting wordt vastgesteld op 6,5 % van de overeenkomstig artikel 466 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 berekende grondslag voor hetzelfde aanslagjaar. Deze belasting wordt gevestigd op basis van het inkomen dat de belastingplichtige heeft verworven in het aan het aanslagjaar voorafgaande jaar.

 

Art. 3:

De vestiging en de inning van de gemeentelijke belasting zullen door het toedoen van het bestuur der directe belastingen geschieden, zoals bepaald in artikel 469 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen.

 

Art. 4:

Deze verordening valt onder het algemeen bestuurlijk toezicht als bepaald in artikel 326-335 van het decreet lokaal bestuur van 22 december 2017.