Omschrijving:

De gemeenteraad keurt de aanpassing van het reglement op de belasting op motoren goed.

 

Motivering:

Relevante voorgeschiedenis, feiten en context:

De gemeenteraad keurde op 16 december 2019 het belastingreglement goed met betrekking tot de belasting op motoren voor de aanslagjaren 2020-2025.

Voorgesteld wordt om de artikelen 6 en 10 te wijzigen met tot doel de uiterste aangiftetermijn te verduidelijken voor zowel het geval men een aangifteformulier heeft ontvangen, als voor het geval waarin men bij gebrek daaraan spontaan aangifte moet doen.

 

Juridisch kader:

Artikel 170 §4 van de gecoördineerde grondwet van 17 februari 1994

De gemeenteraad is bevoegd voor het invoeren van een gemeentelijke belasting.

Artikel 40, §3, 41, 2° en 286-288 van het decreet lokaal bestuur van 22 december 2017

De gemeenteraad stelt de gemeentelijke reglementen vast. Deze reglementen hebben onder meer betrekking op het gemeentelijk beleid, de gemeentelijke belastingen en retributies, en op het inwendige bestuur van de gemeente. Het vaststellen van andere gemeentelijke reglementen dan die over personeelsaangelegenheden, en het bepalen van straffen en administratieve sancties bij de overtreding van die reglementen kan niet aan het college van burgemeester en schepenen worden toevertrouwd.

De burgemeester maakt de reglementen en de verordeningen van de gemeenteraad, van het college van burgemeester en schepenen en van de burgemeester bekend via de webtoepassing van de gemeente.

De bekendmaking van de lijst van de besluiten, vermeld in artikel 285, en van de besluiten, vermeld in artikel 286, gebeurt binnen tien dagen nadat ze genomen zijn, met vermelding van de datum waarop ze via de webtoepassing worden bekendgemaakt.

Voor de besluiten bevat de bekendmaking ook de datum waarop ze zijn aangenomen.

De webtoepassing van de gemeente vermeldt de wijze waarop het publiek inzage kan krijgen in de besluiten die op de lijst zijn vermeld, en vermeldt ook de mogelijkheid om klacht in te dienen bij de toezichthoudende overheid, vermeld in artikel 326. Als de toezichthoudende overheid een besluit heeft vernietigd, wordt ook van die vernietiging melding gemaakt.

De reglementen en verordeningen, vermeld in artikel 286, § 1, 1° en 2°, en de reglementen, vermeld in artikel 286, § 2, 1° en 2°, treden in werking op de vijfde dag na de bekendmaking ervan, tenzij het anders bepaald is.

Het decreet betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen van 30 mei 2008

 

Bijkomende motivering:

De financiële toestand van de gemeente vereist dat diverse belastingen worden geheven waarbij een rechtmatige verdeling van de belastingdruk wordt nagestreefd.

Het Hof van Cassatie heeft op 9 november 2023 een arrest geveld waarin het belang benadrukt wordt van een duidelijke uiterste aangiftetermijn in gemeentelijke belastingreglementen met aangifteplicht. Hoewel het belastingreglement voor motoren wel degelijk reeds een aangiftetermijn bevatte, wil de gemeente deze verduidelijken door deze uit te drukken in een datum die geldt ongeacht of men een aangifteformulier heeft ontvangen of spontaan moet instaan voor aangifte. Hierdoor wordt artikel 6 en 10 van het reglement aangepast:

Artikel 6:

Iedere belastingplichtige, houder van in of buiten werking zijnde motoren, waarvan hij al dan niet eigenaar is, moet er voor 30 april van het aanslagjaaraangifte van doen door middel van het formulier dat hem door het gemeentebestuur wordt toegestuurd . De belastingplichtige die het formulier niet zou ontvangen hebben, moet deze aangifte spontaan doen, en dit eveneens voor 30 april van het aanslagjaar.

Artikel 10:

Bij gebrek aan aangifte zoals vermeld in artikel 6,voor 30 april van het aanslagjaar, of bij onjuiste, onvolledige, of onnauwkeurige aangifte, wordt de belastingplichtige ambtshalve belast volgens de gegevens waarover het gemeentebestuur beschikt, onverminderd het recht van bezwaar en beroep.

Vooraleer over te gaan tot de ambtshalve vaststelling van de belasting, betekent het college van burgemeester en schepenen aan de belastingplichtige, per aangetekend schrijven, de motieven om gebruik te maken van deze procedure, de elementen waarop de aanslag is gebaseerd, evenals de wijze van bepaling van deze elementen en het bedrag van de belasting. De belastingplichtige beschikt over een termijn van dertig dagen te rekenen van  de derde werkdag volgend op de datum van verzending van de betekening om zijn opmerkingen schriftelijk voor te dragen.

In artikel 14 wordt de inwerkingtreding bepaald.

 

Financiële gevolgen:

 

Omschrijving:

Inning belasting op motoren - periode 2020-2025

Actie:

Inning van de algemene overdrachten en belastingen

Ramingnummer:

RA000019

Inkomst:

€ 429.000/jaar

Visumnummer:

niet van toepassing

 

Besluit met:

15 stemmen voor: John Oliviers (N-VA), Johan De Ryck (N-VA), Luc Redig (Groen), Leen Baeten (N-VA), Jan Dillen (N-VA), Annelies Creten (Groen), Frans Marivoet (Groen), An Willems (N-VA), Guido Wittocx (N-VA), Erik Fossez (N-VA), Erika Eeckhout (N-VA), Zoe Helsen (N-VA), Joris Van Camp (Groen), Raf Serneels (N-VA) en Kurt De Belder (Groen)

7 tegen: Lode Hofmans (Onafhankelijk), Tine Muyshondt (CD&V/WIJRanst), Roel Vermeesch (Onafhankelijk), Fernand Bossaerts (CD&V/WIJRanst), Kevin Helsen (Goesting!), Christel Meeus (CD&V/WIJRanst) en Bart Goris (Goesting!)

3 onthoudingen: Sonja De Pooter (Onafhankelijk), Christel Engelen (Vlaams Belang) en Patrick Vandervaeren (Vlaams Belang)

 

Art. 1:

§1. Er wordt, ten laste van de natuurlijke personen of rechtspersonen en feitelijke verenigingen of vennootschappen, met ingang van 1 januari 2020 en voor een termijn eindigend op 31 december 2025 een belasting gevestigd op de motoren gebruikt voor nijverheids-, landbouw- en handelsdoeleinden, evenals op deze gebruikt door de beoefenaars van vrije beroepen, ongeacht de krachtbron welke deze in beweging brengt.

§2. De belasting bedraagt € 12,50 per eenheid en per breuk van kilowatt voor het totaal motorvermogen van minder dan 100 kilowatt en € 18,50  per eenheid en per breuk van kilowatt voor de schijf van het totaal motorvermogen gelijk aan of hoger dan 100 kilowatt.

De aanslag bedraagt minimum € 25 .

De belasting slaat op alle motoren, ongeacht de gebruikte energie waarmee deze aangedreven worden. De belasting betreft enkel de motoren die gedurende een ononderbroken tijdvak van minstens drie maanden op het grondgebied van de gemeente Ranst gevestigd zijn.

§3. De belasting is verschuldigd ongeacht of de motoren voor de exploitatie van de inrichting of van haar bijgebouwen worden gebruikt. Dienen als bijgebouw van een inrichting beschouwd te worden, iedere instelling of onderneming, iedere werf van om het even welke aard, die gedurende een ononderbroken tijdvak van minstens drie maanden op het grondgebied van de gemeente gevestigd is. Wanneer, hetzij een inrichting, hetzij een zoals hierboven bedoeld bijgebouw, geregeld en duurzaam een verplaatsbare motor gebruikt voor de verbinding met één of meer bijgebouwen, of met een verkeersweg, is daarvoor de belasting enkel verschuldigd, indien hetzij de inrichting zelf, hetzij het voornaamste bijgebouw in de gemeente gevestigd is.

§4. Nieuwe vestigingen die motoren voor een eerste keer in gebruik nemen dienen deze motoren aan te geven in het lopend dienstjaar en zullen een eerste keer belast worden in het lopend dienstjaar te rekenen vanaf de maand volgend op de in dienst name. Vestigingen die hun bedrijvigheid stopzetten in de loop van een lopend dienstjaar zullen voor dat kalenderjaar niet meer belast worden. Deze dienen binnen de maand na stopzetting het gemeentebestuur hiervan op de hoogte te brengen.

 

Art. 2:

De kracht van de hydraulische toestellen wordt vastgesteld in gemeen overleg tussen de belanghebbende en het gemeentebestuur. Het staat de belanghebbende vrij in geval van onenigheid, een tegenexpertise uit te lokken.

 

Art. 3:

De tractoren, terreinvoertuigen (zoals autobussen, auto’s en dergelijke die enkel voor intern gebruik op het terrein benut worden), trekkers, nijverheidsvoertuigen (zoals asfalteermachines, rupskranen, pletwalsen, bulldozers graafmachines, laadschoppen en zonder dat deze opsomming limitatief is), locomotieven, nijverheidsmachines (zoals mobiele compressoren, trilplaten, ladderliften en zonder dat deze opsomming limitatief is) worden belast volgens volgende tabel:

Cilinderinhoud van de motoren op diesel, benzine of gas: kW

-          van 0 cm³ tot 499 cm³ = 2

-          van 500 cm³ tot 2 499 cm³ = 7

-          van 2 500 cm³ tot 4 999 cm³ = 15

-          van 5 000 cm³ tot 7 499 cm³ = 22

-          van 7 500 cm³ tot 9 999 cm³ = 29

-          van 10 000 cm³ tot onbeperkt = 37

 

Art. 4:

De vorkheftrucks, reachtrucks, stackers en straddle carriers worden belast volgens hun maximaal  hefvermogen zoals vermeld in volgende tabel:

Maximaal hefvermogen: kW

-          van 0 kg tot 999 kg = 5

-          van 1 000 kg tot 1 999 kg = 8

-          van 2 000 kg tot 5 999 kg = 15

-          van 6 000 kg tot 19 999 kg = 20

-          van 20 000 kg tot 29 999 kg = 25

-          van 30 000 kg tot 44 999 kg = 30

-          van 45 000 kg tot onbeperkt = 40

 

Art. 5:

Van de belasting zijn vrijgesteld:

-          de motor die heel het onmiddellijk voorafgaande jaar niet werd gebruikt; deze non-activiteit moet blijken uit desbetreffende, om de drie maanden te hernieuwen, schriftelijke berichten aan het gemeentebestuur, zoals voorzien bij artikel 7. Wat het eerste jaar van de belastingheffing aangaat, is het bewijs van de non-activiteit evenwel met alle mogelijke rechtsmiddelen te leveren

-          de motor gebruikt voor het aandrijven van een voertuig dat onder de verkeersbelasting valt of speciaal van deze belasting is vrijgesteld en voor zo ver deze voertuigen dienen voor het vervoer van personen of goederen over de openbare weg.

-          de motor van een draagbaar en tegelijk handbediend toestel

-          de motor die een elektrische generator drijft, voor het gedeelte van zijn vermogen dat overeenstemt met dat benodigd voor het drijven van een generator

-          de door perslucht aangedreven motor

-          de motoren die gebruikt worden voor het afvoeren van overtollig water

-          de motoren van vaartuigen dienende voor transport van goederen

-          de reservemotor, i.e. deze waarvan de werking niet onmisbaar is voor de normale gang van de onderneming en die slechts werkt in uitzonderingsgevallen, voor zover zijn tewerkstelling niet als gevolg heeft dat de productie van de betrokken inrichting verhoogd wordt; de reservemotor kan aangewend worden gedurende de nodige tijd om de voortzetting van de productie te verzekeren

-          de wisselmotor, i.e. deze die uitsluitend bestemd is voor hetzelfde werk als de andere die hij tijdelijk moet vervangen; de wisselmotor kan aangewend worden gedurende de nodige tijd om de voortzetting van de productie te verzekeren

-          motoren die instaan voor de brandveiligheid (zoals sprinklermotoren, compressor voor brandluiken te bedienen, enz. …)

-          de motoren die instaan voor hygiënische ventilatie (vb.  dampkap in een frituur, afzuiging in garages aan uitlaten, afzuiging voor lasdampen bij het lassen) .  Motoren die gebruikt worden voor het conditioneren van arbeidsruimtes zijn  wel belastbaar .

 

Art. 6:

Iedere belastingplichtige, houder van in of buiten werking zijnde motoren, waarvan hij al dan niet eigenaar is, moet er voor 30 april van het aanslagjaar aangifte van doen door middel van het formulier dat hem door het gemeentebestuur wordt toegestuurd . De belastingplichtige die het formulier niet zou ontvangen hebben, moet deze aangifte spontaan doen, en dit eveneens voor 30 april van het aanslagjaar.

 

Art. 7:

De verdwijning of het definitief buiten gebruik stellen in de loop van het jaar voorafgaand aan het belastingjaar van een belastbare motor brengt een belastingvermindering mee. Deze vermindering gaat in vanaf de maand volgend op het bericht, gezonden aan het gemeentebestuur, betreffende de verdwijning of het buiten gebruik stellen.

Het stilleggen van een ononderbroken tijdvak gelijk aan of groter dan een maand, met uitzondering van de jaarlijkse verplichte vakantieperiode, geeft aanleiding tot een belastingvermindering in verhouding tot het aantal maanden dat het toestel gedurende het jaar voorafgaand aan het belastingjaar ononderbroken buiten werking is geweest. Met een inactiviteit voor een duur van één maand wordt gelijkgesteld de activiteit die beperkt is tot één dag op vier weken of één week werk na vier weken inactiviteit in de bedrijven die met de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening een akkoord hebben aangegaan inzake de activiteitsvermindering om een massaal ontslag van personeel te voorkomen.

Om deze evenredige vermindering te kunnen genieten, moet de belanghebbende aan het gemeentebestuur een schriftelijk bericht gegeven hebben van de dag waarop de motor stilligt en van de dag waarop hij terug in werking wordt gesteld. Een ontvangstbewijs zal aan de belanghebbende worden afgeleverd. Dit bericht moet om de drie maand hernieuwd worden. De vermindering van belasting geldt vanaf de maand af volgend op deze wederinwerkingstelling. De berichtgeving is van substantiële aard en op straf van verval voorgeschreven. Wat het eerste jaar van de belastingheffing aangaat, is het bewijs van tijdelijke non-activiteit of van de definitieve buitengebruikstelling nochtans met alle mogelijke rechtsmiddelen te leveren. Indien vastgesteld wordt dat de motor werkt voor het geven van het bericht van wederinwerkingstelling, zal geen vermindering toegestaan worden, hoelang de stillegging ook heeft geduurd.

 

Art. 8:

Wanneer de installaties van een nijverheidsbedrijf voorzien zijn van meetapparaten voor het maximumkwartuurvermogen, waarvan de opnemingen maandelijks door de leveranciers van elektrische energie worden gedaan met het oog op het factureren ervan en bovendien het bedrijf belast werd op grond van het bepaalde in de artikelen 1 tot 7 gedurende de periode van tenminste twee jaar, wordt het bedrag der belastingen betreffende de volgende dienstjaren, op verzoek van de exploitant, vastgesteld op basis van een belastbaar vermogen bepaald in functie van de variatie, van het ene tot het andere jaar, van het rekenkundig gemiddelde der twaalfmaandelijkse maximumkwartuurvermogens. Daartoe berekent het bestuur de verhouding tussen het vermogen, dat voor het jongste belastingsjaar op grond van het bepaalde in artikel 1 tot 7 aangeslagen werd en het rekenkundig gemiddelde der twaalfmaandelijkse maximumkwartuurvermogens opgenomen tijdens hetzelfde jaar, deze verhouding wordt “verhoudingsfactor” genoemd. Vervolgens wordt het belastbaar vermogen elk jaar berekend door vermenigvuldiging van het rekenkundig gemiddelde der twaalf maximumkwartuurvermogens van het jaar met de verhoudingsfactor. De waarde van de verhoudingsfactor wordt niet gewijzigd zolang het rekenkundig gemiddelde van de kwartuurvermogens van een jaar niet meer dan 20% verschilt van die van het refertejaar, d.w.z. van het jaar dat in aanmerking werd genomen voor de berekening van de verhoudingsfactor. Bedraagt het verschil meer dan 20% dan telt het bestuur de belastbare elementen teneinde een nieuwe verhoudingsfactor te berekenen. Het jaar volgend op dat waarin de 20% wordt overschreden, wordt het bedrijf belast op basis van deze nieuwe telling van de belastbare elementen.

Om het voordeel van de bepalingen van dit artikel te genieten, moeten de exploitanten, voor 31 januari van het belastingjaar een schriftelijke aanvraag bij het gemeentebestuur indienen met de opgave van de maandelijkse waarden van het maximumkwartuurvermogen, welke in zijn installaties werden opgenomen tijdens het jaar, voorafgaande aan dat met ingang waarvan hij om toepassing van deze bepalingen verzoekt; hij moet er zich voorts toe verbinden bij zijn jaarlijkse aangifte de opgave der maandelijkse waarden van het maximumkwartuurvermogen van het belastingjaar te voegen en het bestuur toe te laten te allen tijde de in zijn installaties gedane metingen van het maximumkwartuurvermogen, vermeld op de facturen van elektrische energie, te controleren. De exploitant die deze wijze van aangifte, controle en aanslag verkiest, verbindt zich door zijn keuze voor een tijdvak van vijf jaar. Behoudens verzet van de exploitant of van het bestuur bij het verstrijken van het tijdvak, wordt dit stilzwijgend verlengd voor een nieuw tijdvak van vijf jaar.

 

Voor bedrijven die reeds voor de ingangsdatum van dit reglement opteerden voor de berekening op basis van de maximumkwartuurvermogens wordt bij aanvang van dit reglement opnieuw de verhouding berekend tussen het vermogen, dat voor het jaar voorafgaand aan de ingangsdatum op grond van het bepaalde in artikel 1 tot 7 belastbaar is en het rekenkundig gemiddelde der twaalfmaandelijkse maximumkwartuurvermogens opgenomen tijdens hetzelfde jaar. Vervolgens wordt het belastbaar vermogen elk jaar berekend door vermenigvuldiging van het rekenkundig gemiddelde der twaalf maximumkwartuurvermogens van het jaar met deze verhoudingsfactor.

 

Art. 9:

De belasting wordt berekend op grond van de belastbare (gebruikte) motorenkracht tijdens het jaar voorafgaand aan het aanslagjaar. Zij wordt berekend per maand en elk gedeelte ervan wordt voor een volledige maand geteld. Indien een motor evenwel tijdens dezelfde maand belastbaar is in verschillende gemeenten, is de belasting verschuldigd aan de gemeente met het grootst aantal dagen gebruik. Is dit aantal gelijk, dan wordt de belasting evenredig per halve maand verdeeld.

Een motor die voor de eerste maal in werking wordt gesteld, is belastbaar vanaf de volgende maand.

 

Art 10:

Bij gebrek aan aangifte zoals vermeld in artikel 6, voor 30 april van het aanslagjaar, of bij onjuiste, onvolledige, of onnauwkeurige aangifte, wordt de belastingplichtige ambtshalve belast volgens de gegevens waarover het gemeentebestuur beschikt, onverminderd het recht van bezwaar en beroep.

Vooraleer over te gaan tot de ambtshalve vaststelling van de belasting, betekent het college van burgemeester en schepenen aan de belastingplichtige, per aangetekend schrijven, de motieven om gebruik te maken van deze procedure, de elementen waarop de aanslag is gebaseerd, evenals de wijze van bepaling van deze elementen en het bedrag van de belasting. De belastingplichtige beschikt over een termijn van dertig dagen te rekenen van de derde werkdag volgend op de datum van verzending van de betekening om zijn opmerkingen schriftelijk voor te dragen.

 

Art 11:

De overeenkomstig artikel 10 ambtshalve ingekohierde belasting wordt verhoogd met een bedrag ten bedrage van 10% van de verschuldigde belasting bij een eerste overtreding en 50% van de verschuldigde belasting bij elke volgende overtreding.

 

Art 12:

De belasting wordt ingevorderd bij wege van een kohier dat vastgesteld en uitvoerbaar verklaard wordt door het college van burgemeester en schepenen.

 

Art 13:

De vestiging en invordering van de belasting evenals de regeling van de geschillen terzake gebeurt volgens de modaliteiten vervat in het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van de provincie- en gemeentebelasting.

 

Art. 14:

Dit gewijzigde reglement gaat in vanaf heden en vervangt het reglement goedgekeurd door de gemeenteraad op 16 december 2019 ter goedkeuring van het Belastingreglement op motoren. Voormeld besluit van de gemeenteraad van 16 december 2019 wordt opgeheven vanaf heden.

 

Art 15:

Deze verordening valt onder het algemeen bestuurlijk toezicht als bepaald in artikel 326-335 van het decreet lokaal bestuur van 22 december 2017.